De codex verdringt de perkamentrol als de primaire drager van teksten. Mede door toenemende invloed van het christelijk kloosterleven verandert ook de manier waarop teksten gebruikt worden: van gesproken voordracht naar lezen in contemplatie. Daarmee verandert ook de relatie tussen maker en gebruiker. Perkamentrollen werden eerder gemaakt door slaven, voor anderen. In het klooster zijn schrijver (kopiist), kunstenaar (verluchter) en lezer (monnik) vaak dezelfde persoon. Persoonlijk gebruik van een boek en grote invloed op de productie ervan creëren zo de context voor creatieve inventies.
Interpunctie, spaties en dergelijke werden in de klassieke oudheid vrijwel niet toegepast. Met het veranderende gebruik (van voordragen naar lezen) werd visueel navigeren binnen de tekst belangrijker.
Op de bewaard gebleven bladen van de Vergilius Augusteus uit de vierde eeuw wordt de eerste letter op de pagina vergroot en versierd weergegeven. Deze versierde initialen markeren nog geen specifieke sectie binnen de tekst, het kwam gewoon zo uit. De tekst is geschreven in tijdrovende romeinse kapitalen, strak in het gelid.
In de Codex Alexandrinus, een Grieks manuscript uit de vijfde eeuw wordt het begin van een sectie gemarkeerd door de eerste letter ervan wat groter te schrijven en deze buiten de tekstkolom te plaatsen. Decoratieve elementen worden gebruikt om het einde van een sectie markeren, niet het begin.
De Vergilius Romanus uit de vijfde eeuw is het oudst bekende voorbeeld waarin de klassieke voorkeur voor realisme wordt losgelaten voor een gestileerder weergave van mens, object en ruimte.